Overslaan en naar de inhoud gaan

Geschiedenis van het museum

salle Apamée

Het Museum Kunst & Geschiedenis herbergt een heleboel schatten. Maar ook zijn gebouwen en locatie verdienen de nodige aandacht. Het Jubelpark vormt namelijk het prachtige decor voor het museum, midden in een gewilde museumwijk. Of dacht u dat de Nerviërslaan, de Eburonenlaan, de Renaissancelaan en de Leonardo da Vincistraat zomaar hun naam kregen? Zowel de Jubelparksite als de gebouwen groeiden organisch, vanaf de vijftigste verjaardag van België tot na de Tweede Wereldoorlog. Vandaag kunt u ze nog altijd in al hun glorie bewonderen.

Het Jubelpark

In 1880 vierde België zijn 50ste verjaardag. Bij die feestelijke gelegenheid paste een grootse tentoonstelling met producten uit de Belgische kunst en nijverheid. Op die manier kon België zijn producten in de kijker zetten. Uiteraard was er voor de tentoonstelling een locatie nodig en zo ontstond de Jubelparksite, in het Frans ‘Cinquantenaire’ (vijftigjarige).

Architect Gédéon Bordiau kreeg de opdracht om het drassige oefenterrein van de burgerwacht om te toveren tot een prestigieuze groene long met majestueuze gebouwen. Dat paste uitstekend in de urbanistische ontwikkelingen van Leopold II. Die had een voorliefde voor brede lanen en mooie parken. Hij wilde de koninklijke grandeur terugzien in de openbare gebouwen. Bordiau en zijn team moesten in recordtempo aan de slag, maar alles op tijd klaarkrijgen mislukte. Daarom vond de tentoonstelling plaats in voorlopige constructies op de definitieve fundamenten.

Enkele jaren later vormde het Jubelpark opnieuw het decor voor een tentoonstelling, ditmaal een internationale. De bouw was ondertussen verder opgeschoten, maar nog niet volledig afgewerkt. De hallen stonden er, de zuilengang en de triomfboog nog niet. Het hele proces zou uiteindelijk een 30-tal jaren duren. Bordiau kon het eindresultaat niet meer bewonderen, maar architect Charles Girault verzekerde de opvolging.

Het eindresultaat: een prachtig park vol met kunstwerken (zoals het Paviljoen der Menselijke Driften en mooie gebouwen. De halfcirkelvormige zuilengang en twee grote hallen, verbonden door een majestueuze triomfboog, staan er nog steeds. Bovendien vormt de boog sinds zijn voltooiing in 1905 een nieuwe toegang tot de stad via een brede, rechte laan naar het centrum.

Het Jubelparkmuseum

De nationale tentoonstellingen die in het Jubelpark plaatsvonden, brachten niet alleen faam. Er groeide ook een museum uit en dat ziet u nu nog in de collecties.

Eind 18de eeuw betekende de Franse Revolutie met haar égalité, liberté en fraternité het begin van het museumtijdperk. Gesloten verzamelingen van kerken, kloosters en koninklijke families werden onteigend en opengesteld voor het grote publiek. De collecties werden ondergebracht op verschillende locaties. Zo kwamen de boekencollecties in de Nationale Bibliotheek terecht en de historische kunstobjecten in het Brusselse Museum van de Hallepoort.

De historische kunstcollectie ontgroeide het Museum van de Hallepoort relatief snel. Na de internationale tentoonstelling van 1888 verhuisde een groot deel ervan dus naar het Jubelparkpaleis. Het Jubelparkmuseum was geboren. Een Koninklijk Besluit legde iets later vast dat het museum zich voortaan zou focussen op objecten uit de oudheid en decoratieve kunst.

Maar ook het Jubelparkpaleis werd te klein. Rond 1900 werd de opdracht gegeven om een museum voor Europese decoratieve kunsten te ontwerpen. Het gebouw stond eerst los van de hallen en werd als apart museum ingericht. Net voor de Eerste Wereldoorlog was de bouw klaar, maar de inrichting liet tot na de oorlog op zich wachten. Het nieuwe stuk werd verbonden met de oude bouwvallige hal. Dat ziet u nog steeds in de grote ruimte met de lichtkoepel, waar de structuur van het gebouw werd opengemaakt.

Sinds de museuminhuldiging in 1935 staat er dus één groot museumgebouw. Het oudste stuk, de Bordiauhal, bleef alles uit de oudheid herbergen. In het ‘nieuwe’ museumgebouw vindt u ook vandaag nog voornamelijk Europese decoratieve kunstcollecties, zoals middeleeuwse objecten en het decorum van een oude kloostergang. Het ‘verbindingsstuk’ tussen het ‘oude’ en ‘nieuwe’ museum biedt plaats aan niet-Europese decoratieve kunstobjecten. De inhoud, opgedeeld in drie entiteiten, reflecteert dus nog steeds het ontstaan van het huidige museumgebouw.

Vlak na de Tweede Wereldoorlog sloeg het noodlot toe. Er brak brand uit in het Paviljoen van de Oudheid. Architecten Charles Malcuse en Robert Puttemans realiseerden een nieuwe vleugel voor de kunstschatten van de oudheid. Vandaag dompelt u er zich onder in de wereld van de Romeinen en Grieken zonder ook maar iets van de tragedie te merken.